BELA BARTÓK
February 27, 2017
BELA BARTÓK
Kunst als alibi voor zuicka genot ?
Bela Bartók is de eerste etnomusicoloog die de Roemeense Volksmuziek op ingenieuze wijze in kaart brengt. Daar waar Roemeense en Hongaarse musici harmonisch en eensgezind in hetzelfde orkest spelen, hoef ik maar één uitspraak te doen om een tumult van verontwaardiging te ontketenen. ‘Bela Bartók is een Hongaars componist’, dat staat zo vermeld in elk naslagwerk. De nationalistische gevoelens van de Roemeense muzikanten komen dan razend snel naar boven, en ze eisen Bartók op als een Roemeense componist waarbij de Hongaarse musici afwijzend en misprijzend reageren. Roemenen zien Bartók als een van de van hen weggekaapte internationale grootheden.
Bela Bartók werd geboren op 25 maart 1881 in Nagyszentmiklós in het toenmalige Hongarije? Het ligt nu op Roemeens grondgebied en wordt Sinnicolaul Mare genoemd. Sinnicolaul Mare is een klein dorpje dat ik regelmatig passeer wanneer ik vanuit Timișoara naar Budapest reis. Onwillekeurig gaan mijn gedachten steeds naar deze erg excentrieke componist, die in dit troosteloos dorpje met wat armzalige lintbebouwing geboren werd.
Bij het horen van de naam Bela Bartók fronsen de meeste mensen hun wenkbrauwen en kijken star over je schouder in de verte. Ze hebben van hem gehoord, maar … Je zingt geen Bartók in bad en je fluit hem ook niet op de fiets. Hij is wel ontegensprekelijk een van de meest interessante componisten van de eerste helft van de 20ste eeuw afkomstig uit de regio Banat. Als een van de eerste etnomusicologen heeft hij de Roemeense volksmuziek onderzocht en weten te archiveren tot de uiteindelijk vijfdelige RUMANIAN FOLK MUSIC PUBLICATION, uiteindelijk uitgegeven door Martinus Nijhoff in Den Haag. ‘Uiteindelijk’ omdat aanvankelijk niemand interesse had in dit minutieus uitgewerkte verslag in vijf boekdelen. Te bedenken hoe boeiend het gegeven volksmuziek is. Uitsluitend mondeling overgeleverd van generatie op generatie Zowel in gebruikte poëzie als in de muziek liggen verborgen schatten die ons vertellen wat er in de eenvoudige en meestal geïsoleerde plattelandsbewoners omging en hoe die in het leven stonden. Van welke maatschappelijke codes zij zich bedienden, hoe zij vreugde en rouw ervoeren en verwerkten.
Daarnaast is dit vijfdelige werk een briljant stukje archiveringswerk, bestaande uit duizenden pagina’s aantekeningen, muziek- en tekstvoorbeelden, telkens in tienvoudige opsplitsingen. De muziekwetenschapper Suchoff van de universiteit in Illinois heeft alleen hieraan meerdere publicaties gewijd.
Nieuwe muzikale wegen in de 20ste eeuw
In het begin van de 20ste eeuw waren componisten naarstig op zoek naar nieuwe wegen en een nieuw idioom. Zij zochten naar mogelijkheden om zich te bevrijden van het juk van de tonaliteit. Ver weg van de zoete melodieën en complexe harmonieën zoals we bij Wagner en Strauss aantreffen. Bartóks tijdgenoten Debussy en Albert Roussel verbreedden hun klankpalet door zich te verdiepen in Aziatische muziek en schilderkunst en Arnold Schönberg ontwikkelde de twaalftoonsmuziek tot anti-romantisch expressionisme.
Gelijktijdig grijpt Bela Bartók, aanvankelijk onder invloed van Johannes Brahms, Liszt en Strauss, terug naar zijn eigen wortels en besluit samen met Zoltan Kodaly (een bevriende Hongaarse componist) de kleine plattelandsgemeenschappen te bezoeken en zich te verdiepen in hun volksmuziek. In een tijdsbestek van zeker 37 jaar catalogiseerden zij 7000 authentieke folksongs uit o.a. Hongarije, Servië, Bulgarije en Oekraïne. De RUMANIAN FOLK MUSIC PUBLICATION bevat uitsluitend Roemeense Folksongs. Gewapend met notitie blok en een Fonograaf verzamelde Bartók in 1908 zijn eerste Roemeense volksliederen in het dorp Podeni, Turda County (nu de regio Cluj) en Torocko (nu Remetea, regio Alba).
Fonograaf Edison
Edisons fonograaf met wasrollen was uitermate geschikt om te gebruiken als bepalend correctief. Alle min of meer romantisch opgesierde en door nijvere bewerkingen misvormde opvattingen over volkstraditie werden door het gebruik van de fonograaf ineens uitgewist en heel realistisch teruggeworpen op hun authenticiteit. Deze voor die tijd nieuwe technische mogelijkheid kwam sterk overeen met Bartóks manier van werken en met zijn mentaliteit. Hij dwong zichzelf graag tot objectiviteit en zakelijkheid. Bartók schreef zelf hierover in 1936: beschouwt het verzamelen met de fonograaf als een onontbeerlijke voorwaarde. Bezien vanuit wetenschappelijk standpunt gaat het alleen om werkelijk authentiek materiaal als daarvan ook geluidsopnamen zijn gemaakt. Iemand kan nog zo handig zijn bij het noteren, bepaalde kleine details (vluchtig wegzwevende klanken, glijdingen, en ritmische waardeverhoudingen tot in het kleinste detail) kan hij onmogelijk precies verwerken. Alleen al daarom niet, omdat die details van uitvoering tot uitvoering veranderen. Het noteren van volksmuziek is bepaald niet simpel te noemen. Er was sprake van vrije ritmen, van maatwisselingen, parlando- en rubato gedeelten, geïmproviseerde tussentonen en buiten elk toonsysteem vallende micro-intervallen. Dat alles was onmogelijk exact te verwerken, ook al zei Kodály dat mijn notities ‘de uiterste grens markeren van datgene wat het menselijk oor zonder hulp van apparatuur kan bereiken’. Maar de mogelijkheden om alles schriftelijk te verwerken waren vanaf een bepaalde mate aan ingewikkeldheid uitgeput.
De publicatie Romanian Folk Music
Om een indruk te geven hoe omvangrijk de RUMANIAN FOLK MUSIC PUBLICATION is beschrijf ik kort de inhoud van de eerste drie volumes.
Instrumental Melodies
Band 1 “Instrumental Melodies, ” Bartók classificeert naar instrumenten en de functie, de melodieën met een bepaalde motief structuur die bv dienen als dans of bruiloft muziek. Alle instrumenten zijn benoemd en beschreven, inclusief de varianten hiervan. Vervolgens de verschillende dans genres overeenstemmend met de muziek en talrijke vergelijkingen met zelfde genres en thematiek van deze dansen in Oekraïne, Hongarije en Bulgarije. Hij noteerde de ritmes en de choreografieën inclusief de locale varianten. Hij maakte aantekeningen over de uitvoerenden en hun uitvoeringspraktijken. Dit laatste beslaat alleen al 607 pagina’s met de meest complexe aantekeningen en dansschema’s passend op de muziek.
Vocale melodieën
Band 2 Behandeld de vocale melodieën met de verdeling van de lettergrepen en rijmregels. Daarnaast analyseert hij de meest voorkomende dialecten zoals van Bihor, Hunedoara-Alba, Banat, en Campie. Bartók bespreekt eveneens de Maramureq dialecten en uitspraak. Bartók classificeert melodieën in: ceremoniële en niet ceremoniële melodieën weer te verdelen in zes klassen, met inbegrip van parlando, tempo giusto soorten, en dans melodieën. Andere genres zijn begrafenis liederen, bruiloft liedjes, oogst liedjes en regen-bedelen liedjes. Daarnaast de Colinde-Winter en zonnewende liederen en kerstliederen.
Etnomusicoloog
Band 3 is de kroon op zijn werk als etnomusicoloog. Het bevat 1.335 zelfstandige lied teksten met 16.100 tekst lijnen en 690 refrein lijnen. De teksten zijn naar thema weer opgedeeld. Bijvoorbeeld: het genre liefdeslied is onderverdeeld in man-vrouw, deze zijn weer opgedeeld in 18 sub genres zoals : Schoonheid, lelijk, jalouzie, verlangen, vrouw van tegenspoed etc… Andere thema’s zijn: Songs of Sorrow, Soldaten Songs, Dood, Wijsheid, natuur (vogels, planten, sterren en bossen), honende en spot liederen, Drinkliederen etc. De liefdes liederen gaan zover dat zij fysieke kenmerken van partners beschrijven. In de volksliederen kon men horen of het lied gezongen werd door een man met snor of zonder, het zingen van het lied deed de leeftijd en afkomst verraden van de uitvoerder. Al deze nuances zijn door Bartók genoteerd en geordend. Bartók deelt verder het verworven materiaal in 3 categorien.
1. Zeer getalenteerde musici die een eigenstempel drukken op de muziek en erkend worden door de gemeenschap als voorzanger.
2. De minder begenadigden die na zingen, voortzetten en copieren.
3. De volledig ongeschoolde gemeenschap die zingt als groep. Invloed op Bartóks eigen stijl en composities.
Het verrichten van boven beschreven onderzoekswerk was van grote invloed op Bartóks eigen composities. Ofschoon hij nooit een thema argeloos overgenomen heeft ademt zijn muziek wel steeds de sfeer. Deze is herkenbaar in ruwe en felle ritmes en vorm. Ook de gesloten plastische melodiek veraden zijn veldwerk in de volksmuziek.
Bela Bartók ontwikkelde zich van een laat Romanticus in de voetsporen van Brahms, Wagner en Strauss naar een neoklassieke periode (1926-1932) die net als igor Stravinsky teruggreep o.a.Bach en Beethoven .
Zijn laatste scheppingen (na ca. 1934) geven blijk van een synthetische beheersing van alle compositietechnieken en grote geestelijke verdieping. Tot slot vermelde Bartók:
“Het waren de gelukkigste dagen uit mijn leven die ik in de dorpen te midden van boeren doorbracht.”
Raymond Janssen
voor het Roemenië Magazine 2017